De geschiedenis van het Concertgebouw in Amsterdam

Het beroemde filharmonische gebouw in Amsterdam werd gebouwd op initiatief van zes vooraanstaande burgers die op 5 september 1881 een naamloze vennootschap oprichtten om de bouw te financieren. Ze kochten eerst het stuk grond in de stad (in 1883) gelegen tegenover het Rijksmuseum (toen in aanbouw), en na de uitgifte van de aandelenpapieren om meer fondsen te verzamelen, huurden ze een architect in om een project te maken. Uiteindelijk werd in 1886 de bouw van het Concertgebouw voltooid. Hoewel het gebouw in de jaren 1980 en 1990 intensief is verbouwd en veranderd, is het oorspronkelijke plan nooit veranderd.

Het Concertgebouw

De Amsterdamse architect Adolf Leonard van Gendt (1835-1901, ontwierp samen met andere gebouwen een prachtige Hollandsche Manege en werkte in een team aan de bouw van het Centraal Station), volgde in zijn project voor het filharmonisch gebouw het ontwerp van een ander concertgebouw – twee jaar gebouwd in het Musikviertel van Leipzig – Neue Gewandhaus (het tweede), dat in die tijd in Europa beroemd werd om zijn akoestiek. Concertgebouw kreeg een soortgelijk plan als het gebouw in Leipzig – een rechthoekige Grote Zaal – grote zaal met alle hoeken afgerond en brede gangen rondom, evenals Kleine Zaal – een kleine zaal erachter, maar dwars geplaatst. Bij het ontwerpen van de buitenkant van het gebouw volgde Van Gendt de ideeën van de Nederlandse neorenaissance en voegde er een classicistische, monumentale gevel aan toe met vergulde versieringen en een gouden lier van Apollo aan de bovenkant van het decoratieve timpaan.

Concertgebouw werd gebouwd op 2186 houten palen die vastzaten in een onzekere Amsterdamse bodem, met lagen modder en zand. De grote zaal heeft afmetingen van 44 x 27, 8 x 17,5 meter. Hij is omgeven door 2,7 meter brede gangen. Het eerste concert vond plaats in 1888 en sindsdien heeft de grote zaal van het Concertgebouw het publiek versteld doen staan met zijn akoestiek.

De vernieuwing van het Concertgebouw aan het einde van de 20e eeuw.

Toen het honderdjarig bestaan van het Concertgebouw naderde, voelden de Amsterdammers de behoefte aan een transformatie van de geliefde concertzaal. Ondanks de vooruitgang die de akoestiek in de 20e eeuw heeft geboekt, zijn er nog steeds grote grijze gebieden in de muziekakoestiek, met belangrijke subjectieve factoren in hun evaluatie. Velen adviseerden tegen het verlies van zo’n prachtige akoestische zaal als de Grote Zaal van het Concertgebouw.

Het toeval wil dat de overgebleven ruïnes van het Gewandhaus in Leipzig (eerder verbrand tijdens de geallieerde bombardementen van 1943/1944) ondanks de publieke verontwaardiging door de communistische autoriteiten zijn neergehaald – op 29 maart 1968, om plaats te maken voor een veel groter modern (en afschuwelijk) gebouw (voltooid in 1981).

Zelfs nu gingen er stemmen op in Amsterdam dat het in plaats van een kostbare restauratie goedkoper en beter was geweest om het Concertgebouw af te breken en een modern gebouw neer te zetten.

De nieuwe vleugel

Uiteindelijk besloten de Nederlanders ondanks alles om een nieuwe vleugel aan het Concertgebouw toe te voegen. Zelfs als we teleurgesteld zijn over de afwerking van deze glazen, stalen en stenen constructie die aan een zijkant aan het Concertgebouw is toegevoegd, moeten we de intelligentie ervan bewonderen. Het grootste probleem vóór deze toevoeging was het gebrek aan ruimte om het aankomende publiek te bedienen. In het verleden arriveerden ze vaak in hun koetsen en lieten hun jassen daar achter. Ook de ruimte voor de koffiebar was eerder niet nodig, omdat de drankjes binnen in de zaal werden geserveerd.

Architect Pi de Bruijn (geb. 1942) pleitte tegen het ondergronds brengen van de noodzakelijke nieuwe dienstruimten, omdat dit niet handig zou zijn voor het publiek dat veel trappen op en af zou moeten lopen. Hij stelde een aanbouw aan het gebouw voor – in wezen een met glas beklede promenade die binnenin integreert met de rest van het gebouw, maar er aan de buitenkant duidelijk mee contrasteert. Toch was de inbreuk op het oorspronkelijke gebouw minimaal door de transparantie van de nieuwe vleugel en het relatief kleine volume. Beide concertzalen, met hun unieke akoestiek, bleven intact.

Restauratie van het Concertgebouw

In de jaren 1990 werd het Concertgebouw grondig gerestaureerd. De funderingen van het gebouw werden vernieuwd, waarbij een constructie van 10.000 ton werd geplaatst op 400 metalen buizen die later met beton werden gevuld. Het enorme orgel van het Concertgebouw (oorspronkelijk gebouwd door de Utrechtse orgelbouwer Michael Maarschalkerweerd) is na bijna honderd jaar dienst uit elkaar gehaald, gerestaureerd en gemoderniseerd (door Flentrop Orgelbouw uit Zaandam).

Het hele interieur van het Concertgebouw is gerenoveerd, evenals de buitenkant van het gebouw. De gevelversieringen van het gebouw met de grote trotse letters Concertgebouw zijn verguld en de nieuwe gouden lier, die in de afgelopen honderd jaar het symbool van het Concertgebouw is geworden, is opnieuw bovenop de gevel geplaatst.

Leave a Comment

Your email address will not be published.